
Jurisprudentie
AD3494
Datum uitspraak2001-08-21
Datum gepubliceerd2001-09-12
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers99/03270
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2001-09-12
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers99/03270
Statusgepubliceerd
Uitspraak
Gerechtshof Arnhem
eerste enkelvoudige belastingkamer
nummer 99/03270
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
verweerder : de heffingsambtenaar van de gemeente Renkum (hierna: de Ambtenaar)
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : onroerende zaakbelastingen 1999
nummer : [01]
mondelinge behandeling : op 7 augustus 2001 te Arnhem
waarbij verschenen : [de Ambtenaar]
waarbij niet verschenen : belanghebbende, met kennisgeving aan het Hof
gronden:
1. Belanghebbende is voor het onderhavige jaar als eigenaar en gebruiker van het perceel [a-weg 1] betrokken in de heffing van de onroerende zaakbelastingen die met ingang van 1 januari 1999 zijn verhoogd wegens de intrekking van de tot 1 januari 1999 geldende Verordening op de heffing en de invordering van rioolrechten 1997. Tot die datum werd in de gemeente Renkum uitsluitend rioolrecht geheven van eigenaren/gebruikers van woningen die op het riool waren aangesloten.
2. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat in de aan hem voor het onderhavige jaar opgelegde aanslagen in de onroerende-zaakbelastingen ten onrechte een bedrag is begrepen ter compensatie van de sedert 1 januari 1999 vervallen rioolrechten. Hij grondt dit standpunt op het feit dat de onroerende zaak [a-weg 1 te Z] niet is aangesloten op de gemeentelijke riolering en om die reden voorheen ook nimmer in de heffing van rioolrechten is betrokken.
3. Een gemeente is niet verplicht om ter bestrijding van de kosten die voor haar zijn verbonden aan de aanleg en instandhouding van het rioleringsstelsel een rioolrecht te heffen. In de tekst van artikel 229 van de Gemeentewet komt in dit verband namelijk het woord "kunnen" voor.
4. Gelet op hetgeen onder 3 is overwogen, staat het een gemeente vrij de kosten die voor haar verbonden zijn aan de aanleg en de instandhouding van het rioleringsstelsel te bestrijden uit haar algemene middelen. Tot deze algemene middelen behoort onder meer de opbrengst van de onroerende zaakbelastingen. De omstandigheid dat de gemeente Renkum bij het bepalen van de hoogte van de tarieven van de door haar geheven onroerende zaakbelastingen rekening houdt met vorenbedoelde kosten, leidt derhalve niet tot een onredelijke en willekeurige heffing van onroerende zaakbelastingen welke de wetgever bij het aan de gemeenten toekennen van de bevoegdheid tot het heffen van die belastingen niet op het oog kan hebben gehad. De enkele omstandigheid dat een en ander in casu duidelijk zichtbaar is geschied brengt daarin geen verandering, ook niet nu is komen vast te staan dat voor panden die niet op de riolering zijn aangesloten geen afzonderlijke regeling is gemaakt. Tot dit laatste is de gemeente namelijk evenmin verplicht.
slotsom:
Het beroep is ongegrond.
griffierecht:
Na het bezwaar te hebben afgewezen, heeft de gemeente de eigenaren en gebruikers van de panden in de gemeente Renkum die op 1 januari 1999 niet de mogelijkheid hadden om aan te sluiten op de riolering, een financiƫle compensatie gegeven voor eigen onderhoud aan bijvoorbeeld de sceptic tank. De hoogte van dit bedrag is vastgesteld op f 232,80, zijnde het bedrag dat in 1998 werd opgelegd als rioolrecht. Uit de brief van belanghebbende d.d. 11 juli 2001 aan het Hof blijkt dat hij dit bedrag op 11 juli 2001 heeft ontvangen.
In de omstandigheid dat de gemeente pas in de beroepsfase tot genoemde compensatie is overgegaan ziet het Hof aanleiding de Ambtenaar te gelasten het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.
proceskosten:
Nu het gelijk is aan de Ambtenaar ziet het Hof geen aanleiding voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Ten overvloede merkt het Hof nog op dat van te vergoeden proceskosten in casu geen sprake is (geen kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en geen reiskosten voor het bijwonen van de zitting).
beslissing:
Het Gerechtshof:
bevestigt de uitspraak van de Ambtenaar.
gelast de Ambtenaar het griffierecht van f 60,- aan belanghebbende te vergoeden
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2001 door mw. mr. M.C.M. de Kroon, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(J.L.M. Egberts) (M.C.M. de Kroon)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 27 augustus 2001
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.